Locatie:Het bisdom Utrecht - Datering:Vóór 1 september 900 (Muller Fz. (1920)) - Opdracht: /

/

Ten gevolge van de invallen der Noormannen bestuurde Radbod zijn diocees niet vanuit Utrecht, maar vanuit Deventer. Hij schreef ook het gedicht, Versus de hirundine, en enkele kerkelijke gezangen. Zie voor zijn levensbeschrijving NL0126.

Aantekeningen over wonderbaarlijke verschijnselen aan de hemel die gevolgd worden door natuurrampen en epidemieën, als ook de dood van Zwentibold, koning van Lotharingen (895-900), en die van Folco, aartsbisschop van Reims (883?-900) in hetzelfde jaar.

London, British Library, Cotton mss., Tiberius C XI (Link)
Utrecht, Utrechts Archief, Archief der bisschoppen van Utrecht no 43 (Link)

Acta sanctorum ordinis sancti Benedicti, V (Paris, 1680) 27
Acta sanctorum ordinis sancti Benedicti, V (Venetië, 1738, 2e druk) 27 (Link) (Link)
MIGNE (J.-P.), Patrologia latina, CXXXII (Paris, 1853) 547-548 (Link) (Link) (Link)
MULLER FZ. (S.) en BOUMAN (A. C.), Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, I, (Utrecht 1920) 97
MULLER FZ. (S.), Het oudste cartularium van het Sticht Utrecht ('s-Gravenhage 1892, WHG 3e s. 3) 50
PERTZ (G.H.), in: Monumenta Germaniae Historica. Scriptores, 2 (Hannover, 1829) 218 (Link)
VAN ASCH VAN WIJCK (H. M. A. J.), Geschiedkundige beschouwing van het oude handelsverkeer der stad Utrecht van de vroegste tijden af tot aan de veertiende eeuw (Utrecht 1838, 1846, 2e druk) 220
VON WINTERFELD (P.), Monumenta Germaniae Historica. Poetae latini medii aevi 4, 1 (1899) 161-162 (Link)

BRUCH (H.), Supplement bij de Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de Middeleeuwen (Haarlem, 1956) 2-4
BRUNHÖLZL (F.), Geschichte der lateinischen Literatur des Mittelalters. Zweiter Band. Die Zwischenzeit vom Ausgang des Karolingischen Zeitalters bis zur Mitte des elften Jahrhunderts (München 1992) 93-102, 570-571
CARASSO-KOK (M.), 'Le diocèse d'Utrecht, 900-1200', in: G. Philippart, ed. Hagiographies. Histoire internationale de la littérature hagiographiques latine et vernaculaire en Occident des origines à 1550. II (Turnhout 1996) 373-411
MEILINK (A.), De Egmondsche geschiedbronnen ('s- Gravenhage 1939, ook verschenen in: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, 7e r. 9 (1938)) 91
OPPERMANN (O.), Fontes Egmundenses (Utrecht 1933, WHG 3e s. 61) 136*
POLHEIM (K.), Die lateinische Reimprosa (Berlijn 1925, fotograf. herdr. Berlijn 1963) 349-350, 406
POTTHAST (A.), Bibliotheca Historica Medii Aevi, Wegweiser durch die Geschichtswerke des europäischen Mittelalters bis 1500, II (Berlin, 1896) 948
ROMEIN (J.M.), Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de middeleeuwen: bijdrage tot de beschavingsgeschiedenis (Haarlem, 1932) 22-23
TRIGALET (M.), Radbod d'Utrecht. Introduction à une hagiographie pastorale (Louvain-la-Neuve 1990-91, onuitgegeven licentiaatsverhandeling UCL)
VON WINTERFELD (P.), Monumenta Germaniae Historica. Poetae latini medii aevi 4, 1 (1899) 160-161
WATTENBACH (W.), HOLTZMANN (R.), SCHMALE (F.-J.), Deutschlands Geschichtsquellen im Mittelalter. Die Zeit der Sachsen und Salier, 1 99-100